Het is zover. Vandaag 10 juli 2015 komt mijn zevenjarige woon-werk roadtrip naar kantoor Apeldoorn bruut tot stilstand.
Ik druk op afsluiten en nadat de 15 updates zijn geïnstalleerd, stop ik mijn laptop in mijn rugzak.
Mijn bureau is leeg. De persoonlijke foto’s die de wand voor mij sierden, zitten al in de verhuisdoos. De kamer ademt leegstand uit.
Het enigste element dat nog leeft is onze plant. De Palmboom waar mijn drie kamergenoten en ik zoveel vreugde aan beleefd hebben omdat je, als je ogen dicht deed, bij stressvolle momenten zo naar Hawaii kon wegdromen. De plant die door andere collega’s juist vervloekt werd omdat ze hem in de weg vonden staan of vonden prikken. De plant ook die tijdens het WK voetbal in 2010 oranje zag van de Beesies en andere gratis reclamezooi. Kortom: een plant met een verhaal.
Helaas voor hem heeft zijn verhaal ook de laatste bladzijde bereikt. Omdat hij niet meer in het nieuwe kantoorconcept past, is de vuilcontainer zijn enige way out.
Ik stop met dagdromen en loop zonder om te kijken de kamer uit, de gang door en de trap af. No more Toren C.
Vijftig treden later sta ik weer op de begaande grond. Ik kijk voor de laatste keer in de TRACK veiligheidsspiegel om mijn gemillimeterde haren recht te strijken en loop dan de hoek om naar de douche. Vandaag is het geen mooi weer dus ik heb vanochtend mijn fietskleren binnen te drogen opgehangen.
Nadat ik het licht heb aangedaan, voel ik of ze droog zijn. Dat blijkt gelukkig het geval. Ik pluk ze van de wasbak en de kledinghangers die aan de deur en de muur hangen. Als ik ze op het krukje leg, valt mijn oog op de lijst. De lijst waarop alle data staan waarop iemand vanaf 2007 zich hier gedoucht heeft. De lijst is ingesteld in verband met legionella preventie, maar voor mij is de lijst vooral een erelijst. Een rangschikking van wie de meeste keren naar het werk heeft gefietst met de racefiets. Er komen maar een paar andere namen op voor. Ik ken ze allemaal. Fictieve rivalen zijn het die ik voor wil blijven als het om aantal ritten gaat. In 2008, toen ik op het einde van het jaar een keer of twee heen en weer ben gefietst vanaf mijn nieuwe woonplaats Velp, moest ik ze nog voor mij dulden. Maar vanaf 2009 heerst er maar één en dat ben ik. Als een kannibaal heb ik daar waar mogelijk mijn ritten verzameld. Half uit duurzaamheid (CO2 besparing door niet met de auto te komen) en uit kostenbesparing (minder brandstofkosten en slijtage van de auto) maar vooral uit efficiëntie en liefde voor de wielersport. De 30 km kosten mij per auto een half uur. Met de fiets zou ik er hoogstens het dubbele over doen had ik mijzelf voorgerekend. Conclusie: 2 uur fietsen zou mij maar 1 uur extra vrije tijd kosten. Een win-win-win situatie dus. Dat extra uurtje wat ik in mijn vrije tijd minder hoefde te fietsen, kon ik dan mooi aan mijn kinderen besteden. Na 449 ritten is het na vandaag uit met de pret. Op eentje na geen 450 dus. Jammer! Als ik in 2011 op de heenweg niet die hond voor de wielen had gekregen en daardoor met twee gebroken voortanden, een scheur in mijn neus en een sleutelbeenbreuk in de berm was beland was de serie perfect geweest.
Naar mijn nieuwe standplaats Amsterdam kan ik ook met de fiets maar dan wel alleen tot het treinstation in Arnhem. Niet echt de moeite dus. Leuk om de basisconditie op peil te houden maar meer ook niet.
Nog wat mijmerend kleed ik mij aan en zet mijn helm op. Daarna loop ik klik klakkend loop over het tegelpad naar de fietsenstalling waar mijn carbonnen geliefde veilig staat opgeborgen. Als ik de sleutel in het slot van de poort omdraai zie ik haar al staan. De Zwarte Madonna. Mi grande amore!
Deze Wilier GTR Granturismo is een 99 % Italiaanse schoonheid die door mijzelf met zorg is samengesteld. Voor de liefhebbers hierbij de facts: Campagnolo Centaur 30 speed groep met 30-39-52 voorbladen en 12-25 cassette achter. Om de fiets een sneller karakter te geven heb ik er 35 millimeter hoge Campagnolo Scirocco wielen op laten monteren. 50 mm velgen leken mij nog vetter, maar die vangen mij te veel wind. Bovendien waren de Cosmic velgen die in de winkel lagen te duur. En zeg nou zelf Scirocco klinkt toch ook veel mooier. De stuurpen en stuur zijn van FSA. De laatste 1% die niet Italiaans aan de fiets is, is het zadel van SQ-lab (zo’n zadel dat voorkomt dat je een slaapzak krijgt). Maar aangezien ik daar toch op zit, is er niemand die het verschil zit.
Na de fietsketting in mijn rugzak gestopt te hebben, strijk ik zacht over de stang. Wat een sharp edge design is het toch. “Wij gaan het doen vandaag,” fluister ik haar toe. De banden heb ik vanochtend nog op spanning gebracht. Zeven bar heb ik erin gedaan. Precies goed weet ik uit ervaring om zo weinig mogelijk wrijving en toch genoeg grip te hebben. Om de kleine steentjes van de banden te verwijderen die er na vanochtend op de heenweg aan zijn vast geplakt laat ik mijn handschoenen over de band glijden. Alleen de beste voorbereiding is nu goed genoeg. De details moeten kloppen.
Kleng. De poort is dicht.
Ik klik mijn voet in het pedaal en focus mij op wat komen gaat.
Rustig rijd ik naar het startpodium waar de man met het startpistool al op mij staat te wachten. Hij lijkt verdacht veel op de persoon die dit bij de Tour de France ook doet.
Ik hou mij aan hem vast en zet met mijn andere hand nog een keer mijn helm en bril recht. Nog even het ritsje van mijn shirt 5 mm naar beneden en dan ben ik klaar voor mijn laatste rit tegen de klok.
Het is mijn doel om vandaag mijn eigen snelste tijd ooit (51 minuten en 15 seconden) die ik op 17 augustus 2014, toen ik in een bloedvorm verkeerde, reed te verpulveren. Het is dat niets onmogelijk is als je genoeg moraal hebt, want anders….. Het wordt dan ook een loodzware opgave waarbij alles moet meezitten. De wind staat gelukkig goed zag ik net op weer.nl
Opletten nu, Van Soest (Strava alias Mesjeu Vol Gaas).
Cinq, quatre, tres, deux, un.. top! Het verkeerslicht springt op groen en alsof ik aan de start sta van de proloog van de Tour de France schiet ik mij in gang. Ik moet direct vol erop en mag nergens ook maar een seconde laten liggen want dan zal ik mijn doel niet verwezenlijken.
Ik ben nu niet meer Hubér, maar Fabian “Spartacus” Cancellara of beter nog Bradley “Bakkebaard” Wiggens. Wiggo, de flamboyante Engelsman die wereld- en olympisch kampioen is op de baan en de weg (tijdrit) en daarnaast ook nog in 2012 de Tour de France heeft gewonnen, is een van mijn favoriete renners van de afgelopen jaren.
Ik draag nog steeds mijn zwarte koersbroek met daarop de tekst “Upcycle your life”, maar mijn azzuri kleurige wielertrui heeft een transformatie ondergaan. Met verve draag ik nu de trui der kampioenen. De witte trui met de kleuren van de regenboog. Upcycle your life in extremis!
Mijn helm is niet een simpele Giro Saros met 21 gaten, maar een gestroomlijnde tijdrithelm. Eentje die speciaal voor mij is gespoten in de kleuren van de Limburgse vlag. Wit, blauw en geel. Aan de voorzijde, zodat het voor iedereen duidelijk is wie eraan komt, prijkt trots de rode leeuw.
Ik ben niet meer Hubér. Ik ben de Leeuw van Limburg! De trots van het zuiden en de rest van Nederland nadat ik vorig jaar als derde Nederlander de Tour de France heb gewonnen. In een bloedstollende afsluitende tijdrit op de Champs-Elysees heb ik toen een achterstand van 25 seconden op concurrent Thibaut Pinot omgebogen in een voorsprong van 8 seconden. Genoeg voor het geel, de kussen van de rondemissen en de eeuwige roem. Jammer voor jou Tom Dumoulin maar ik was je voor.
Verder dagdromend snel ik over slecht liggende tegels met brede naden langs het Omnisportcentrum en de Amerikahal richting de Maten en het Apeldoorns kanaal. Gelukkig is de spoorweg open en rijden er geen schoolgaande jongeren in de weg zodat ik direct al een lekkere cadans ontwikkel. In dit eerste deel van het traject dat binnen de bebouwde kom van Apeldoorn ligt, heb ik de meeste kans om tijd te verspelen, maar vandaag zijn de goden mij gunstig gestemd. De lucht is ook vrij donker, wellicht dat het daarom niet zo druk is op straat. Bij de kruispunten is het altijd uitkijken geblazen want door het jaren heen heb ik ervaren dat veel andere verkeersdeelnemers zich niet realiseren hoe snel ik bij hun ben. Met zo’n nog even rustig optrekkende auto of afslaande scooter heb ik al menig bijna ongeluk ervaring gehad. Maar vandaag hoef ik mijn energie niet te verspillen aan zulke soepkippen.
Bij het eerste en direct ook laatste stoplicht in Apeldoorn knijp ik in de remmen, drink snel een slok water en wacht dan ongedurig tot het licht weer op groen springt.
De lucht wordt ondertussen steeds donkerder en ik hoop maar dat het niet gaat regenen. Vol gas door een natte bocht met een half beslagen bril is niet iets wat ik leuk vind. Wat dat betreft ben ik een echte liefhebber van rijden in de zon. Dat is én beter voor de spieren én veiliger.
Groen! Gas er op. Ik trek me met de 39-13 in gang en schakel daarna bij.
Nog twee gevaarlijke punten en dan kan ik vlammen langs het Apeldoorns Kanaal.
Bij het eerste punt, een T-spliting bij een bedrijventerrein, is er niets aan de hand en kan ik lekker door blijven trappen maar bij het tweede fietsen een paar oude mensen die mijn gebel niet horen. Ook een herhaalde stemverheffing, Passss oooop! Heeft weinig effect. Bijna moet ik inhouden, maar dan opent zich een klein gaatje waarin hun ik kan passeren. Ik duik erin. Hun zintuigen werken blijkbaar niet zo goed meer want ze schrikken en roepen me toe dat ik moet bellen. Ik bel drie keer en roep hun toe dat ze hun gehoorapparaat niet moeten vergeten als ze met de E-bike op pad gaan. E-bike’s ….Grrrr! Fietsen horen voortgestuwd te worden door spierkracht en niet door stroom. In principe ben ik dan ook 100% anti E-bike. Behalve als de berijder een lichamelijke handicap heeft.
Bij de brug voor Hans zijn Frietje steek ik de weg over en laveer behendig links rechts tussen de vluchtheuvel door. Dan ben ik vrij van gevaar en kan ik de gashandel vol open zetten.
De paar kilometers langs het Apeldoorns Kanaal zijn rechtdoor en voorzien van nieuw asfalt. Glad asfalt. Asfalt zoals asfalt bedoelt is. Dus zonder toplaag met van die vervelende kleine steentjes want dat heb je ook. Het hele stuk langs de A50 dat nog komen gaat hebben onnadenkende ontwerpers voorzien van zo’n smerige lekrijlaag.
Voor mijn vertrek heb ik op weer.nl gekeken en de kans is redelijk groot dat ik een zware regen/onweersbui over mij heen ga krijgen. Met dit in gedachten zet ik nog een tandje bij. Ik fiets nu 39 km/uur op de 39/12 maar moet over een paar honderd meter alweer stoppen voor de burg bij cafetaria de Nieuwe Ruysch.
Ik haat stoplichten, het haalt mij uit mijn ritme. Maar van de andere kant is het wel een klein moment van verlichting. Wellicht moet ik toch niet zo haatdragend zijn. Ik schakel twee tandjes terug. Gespannen wacht het op het groene licht. Groen! Staand op de pedalen trek ik mij weer in gang. Ik schakel weer bij en ben op weg naar Lieren. Dit is een zeer verkeersluw dorp wat ideaal is als je zonder af te remmen, op standje “op hoop van zege”, een kruising wil gaan passeren. De weg loopt licht omhoog maar vandaag merk ik er niets van. Ik zit weer tegen de 40 km/uur aan en voel dat ik de macht heb om de versnelling op de grote plaat te leggen.
Dit gaat gelukkig moeiteloos. Als mijn versnelling nu zou blokkeren zou ik uit woede de fiets de berm in flikkeren. Nee, dat gezeik kan ik nu niet gebruiken, hij moet gewoon doen waarvoor hij is gemaakt en dat is mijn energie 100% omzetten in voorwaartse snelheid.
Ik passeer een oude fietswinkel die eruit ziet alsof hij nooit meer gebruikt wordt, maar waar wel nog steeds artikelen zoals helmen van 15 jaar geleden in de etalage tentoongespreid liggen. Ik vind het een raar maar interessant zaakje en heb mij al geregeld zo langsfietsend voorgenomen om eens te stoppen en aan te bellen om mijn gedachten te bevestigen. Daar zal het wel niet meer van komen. Nu stop ik elk geval niet. Op souplesse fiets ik op het grote mes door.
Bij het station van de Veluwse spoorwegmaatschappij sla ik linksaf. De weg is hier wat steiler en om vaart te houden ga ik uit het zadel.
Vanaf het station klinkt de fluit van een trein. Het geluid doet mij weer even wegdromen. Ik voel me een locomotief, zo’n oude diesel die even op gang moet komen maar dan kan blijven gaan en gaan en gaan. Dat is precies wat ik nodig heb. Even de TGV-spelen. Tony Martin Style!
Na het steile stuk ga ik weer zitten en installeer mijn handen onder in de beugels. Ik maak mij zo klein en aerodynamisch mogelijk. Tussen de akkers met opkomende mais rijdend krijg ik het gevoel dat ik ergens in Frankrijk ben beland. Het terrein is licht glooiend en uitgestrekt met aan het einde een bos.
Heerlijk! Wat heb ik ook alweer gedaan vandaag? Ik ben het helemaal kwijt. Dit is echt afschakelen en genieten.
Ik moet wel op blijven letten want midden door de maisvelden loopt een weg. Aan het einde van de zomer is dit een link kruispunt omdat het kruisende verkeer elkaar door de mais niet kan zien aankomen. Nu staat de mais echter nog laag genoeg om alles te overzien. Ik zie geen auto’s aankomen en knal vol door. Tot de bosrand loopt de weg licht omlaag wat de spanning op de benen iets verlicht.
Aan de bosrand liggen enkele villa’s met opritten. De weg gaat omhoog en het wegdek is er slecht. Ik probeer de ideale lijn te zoeken. Hier zijn dat de herstelde asfaltstroken want die zijn voorzien van een gladde asfaltlaag. Eilandje hoppend fiets ik omhoog.
Mijn snelheid neemt iets af tot 35 km/uur. Hier moet ik het niet onder laten komen. Op dit stuk moet ik kiezen tussen door blijven stoempen op het grote verzet of met een tandje kleiner meer omwentelingen maken. Ik kies voor de tweede optie. Ik weet dat ik niet nu al mijn energie moet op verbruiken omdat straks langs de A50 het snelste stuk gaat komen. Daar moet ik dik boven de 40 gaan rijden om een ritgemiddelde van minimaal 35 km/uur te realiseren.
Ik rijd verder over de Hulleweg en nader de t-splitsing met de N786. Hier moet ik even in de remmen omdat er een vrachtwagen langs komt razen maar dan kan ik snel oversteken. Het fietspad is vlak en bestaat uit mijn lievelingsasfalt dus ik zet de vaart erin. Zo dadelijk moet ik rechtsaf de Wipselbergerweg in om via Klein paradijs naar de Woeste Hoeve te rijden. Als ik rechtsaf de Wipselbergweg (grof asfalt licht omhoog lopende weg) in rijd, neemt mijn fantasie het weer over van de werkelijkheid.
In het wiel van Johan Museeuw rijd ik verder over de kasseien. Langs ons wapperen tientallen gele vlaggen met de Vlaamse leeuw erop. We zijn in Noord Frankrijk en rijden naar Roubaix. De twee leeuwen gaan in de achtervolging, orakelt Michel Wuijts de verslaggever van Sporza. Cancellara rijdt nog alleen op kop, maar lijkt wel of ze bloed ruiken. De leeuwen komen snel dichterbij. Ik denk dat de leeuwen Spartacus gaan opeten, grapt co-commentator Jose de Cauwer. Ik moet een beetje lachen om mijn eigen grap en sla linksaf richting Klein Paradijs. De weg gaat 100 meter lang naar beneden. Ik zet een tandje bij om extra vaart te maken voordat ik weer de volgende kasseistrook op rijd. Vijf sterren deze keer. Het is het legendarische Bos van Wallers. Cancellara hebben we inmiddels bijgehaald en ook weer achter ons gelaten. Het is nu de Leeuw van Vlaanderen tegen de Leeuw van Limburg.
Tussen de bomen door voel ik de eerste druppels op mij neerdalen. Verdomme. Het regent. Goed oppassen nu want met regen zijn de kasseien spekglad. We wurmen ons door een haag van toeschouwers door. Ik hoop maar dat de bezopen wielergekken langs de kant op tijd opzij springen en hun kinderen en honden aan de lijn houden. Houw! Houw! Houw! Een klein keffertje springt uit het publiek de weg op. Ik schrik mij wild en zwenk scherp naar links. Ik kan het wegstuivende publiek nog net ontwijken voordat ik in de berm raak. Ik voel mijn achterwiel licht wegslippen maar het lukt me wonderwel om de fiets recht te houden en weer terug te sturen naar het asfalt. Het manoeuvre duurt wellicht maar 10 seconden maar Museeuw heeft gebruik gemaakt van de situatie en is er vandoor. Met mijn lijf vol adrenaline zet ik de achtervolging in.
Het begint steeds harder te regenen. Om het moraal hoog te houden zet de DJ in mijn hoofd het eerste nummer op uit de jukebox van mijn herinnering. Raiders on the storm van The Doors schalt door de boxen. Raiders on the storm, There is a killer on the road, zing ik in gedachten mee. Yeh! I am that killer on the road. And I am going to kill you Museeuw. De rode leeuw gaat je in stukken rijden. P.F. Thomése heeft in mijn lievelingsluisterboek J. Kessels the novel een zin opgenomen waarin hij concludeert dat zijn personage J. Kessels in zijn jeugd te veel foute films heeft gekeken. Bij mij mag je er ook nog een hoop foute muziek en een overdosis wielerliteratuur bij optellen waardoor fictie en werkelijkheid elke rit weer opnieuw in elkaar verstrengeld raken. Op die momenten word ik weer kind en kan ik wegdromen over onmogelijke carrières of heldendaden. Blitz, knal! Een donderslag haalt me even uit mijn roes. Thunder! Dadadadada, Thunder! Dadadadada, Thunder! AC-DC schreeuwt mij vooruit. In de maat van de muziek ram ik op de zware versnelling met de rockers mee.
Na een scherpe bocht naar rechts gaat de weg weer omhoog. Niet steil maar toch genoeg om het te voelen in de benen. Mijn snelheid loopt terug tot 29 km/uur. Voortgedonderd door de muziek rij ik door en schakel een tandje terug om mijn benen niet op te blazen. Ik ben boven en nader een kruispunt. Voor de kruising schakel ik snel nog een tandje terug om te voorkomen dat ik dadelijk bij het wegrijden niet te zwaar te sta. Voor de haaientanden wacht ik op een gaatje in de stroom aan auto’s en adem even rustig in en uit. Het is druk vandaag. Dan zie ik een auto die met zijn lichten knippert ten teken om mij voor te laten. Snel steek ik, hem al groetend, over en probeer weer in mijn ritme te komen. De weg loopt linksaf omhoog naar de Woeste Hoeve. Als ik mijn snelheid hier met souplesse op 28 km/uur kan houden ga ik goed omhoog. Dan kan ik op de top bijschakelen naar het grotere verzet om in de 500 naar beneden lopende meters weer 10 km harder te rijden. Vanaf nu loopt de weg 10 km lang glooiend op en neer. Om de snelheid erin te houden en zo energiezuinig mogelijk te fietsen, schakel ik op de omhooglopende stukken een tandje lichter. Het regent nog steeds en ik ben blij dat in dit stuk geen scherpe bochten zitten. Ik kan weer een beetje gaan dagdromen. Ik denk na aan de mooie momenten die ik tijdens mijn Arcadis tijd in Apeldoorn beleefd heb.
Het mooiste, toch wel mijn eigen “fiveteen minutes of fame” was zonder twijfel het pakken van de hoofdprijs van de Creative Challenge in 2013. Daardoor ben ik toch mooi naar Washington DC gegaan. Een onvergetelijk reisje. Als ik in mijn 15 jaar oude VW polo rijd, denk ik nog vaak met weemoed terug aan de vuurrode Chevrolet Camaro met 323 PK die ik toen gehuurd heb. Met die wagen kon je de stenen uit de straat rijden. Maar ook de vele leuke PV-uitjes en de uitdagende projecten staan mij vreugdevol bij.
Tuudelulululululu! Tuudelulululululu! Als ik het verzetsmonument tegenover de Woeste Hoeve passeer, word ik gewekt door een wielerclaxon. Ik kijk om en zie een rode Skoda met een bord voor de grille aan komen rijden. Ik kan niet goed lezen wat erop staat. Het lijkt een naam te zijn.
Hij blijft maar claxonneren. Wat is dat voor een dolle? Dadelijk rijd die mafkees me nog van de weg. Hij komt naast mij rijden en ik kijk naar links. Vol in het gezicht van mijn pa. Ik schrik mij rot! Mijn pa is namelijk al twee jaar dood.
Pap schreeuwt mij enthousiast iets toe en slaat met zijn hand een paar keer tegen het portier van de wagen. Ik kijk op mijn fietscomputer en zie dat mijn snelheid ongewild toch iets terug is gelopen door dat gemijmer. Doortrappen!! Hoor ik hem nu roepen. Fietsen is pijn lijden! Ik zal wel eens een lekker nummer voor jou opzetten waardoor nieuwe krachten loskomen. Nog geen 2 seconden later klinkt keihard: FEUER FREI!!!!!!!!!!!!!!!!! van Rammstein over de Veluwe. Jaaaaa! Schreeuw ik mee. Feuer Frei! Feuer Frei! Jetz geht loss! Mesjeu Vol Gaas gibt gummi! Ik ben weer bij de les en gooi alle remmen los.
Met de kop in de wind, voortgestuwd door de muziek vanuit mijn eigen ploegleiderswagen, waan ik mij weer de tijdrijder. In aerodynamische positie trap ik de zware versnelling rond. Zo fiets ik geconcentreerd een kilometer of vijf verder. Dan zie ik in de verte iemand rijden. Een prooi! Een net zo eenzame fietser die tegen de elementen strijdt. Ik nader hem op het vlakke maar als het omhoog gaat, lijkt hij weer afstand te nemen. Dat is raar denk ik. Ik zit vol te geven en fiets op mijn maximum. Die moet een gedrogeerde fiets (lees E-bike) hebben. Zou het die valsspeler zijn die ik twee jaar terug ook al eens ben tegengekomen? Toen reed hij me lachend voorbij maar heb ik hem even op zijn nummer gezet. Ik word opnieuw kwaad omdat ik zelf moet trappen om een hoge snelheid te halen en hij een hoop watt’s cadeau krijgt. Dit is mijn glorierit en die ga jij niet verprutsen dopeur! Ik zet nog een tandje bij. De ketting ligt nu op de 52/12. Een zwaarder verzet heb ik niet.
Door de vermoeidheid zak ik weer in een trance en zie dat het Museeuw is die voor mij rijdt. Ik kijk op mijn kilometerteller, het is nog 10 kilometer tot Roubaix. De pijn in mijn benen verbijtend maal ik door. Johan lijkt ook moe te worden want ik nader hem gestaag. Pa zet ondertussen een nieuwe plaat op. Het is “Fuel” van Metallica. Fuel let it burn. Burn inside my engine. Give me Fuel, give me fire, give me that what I desire. Yeah, dadadadada.
De toeschouwers langs de weg vinden de strijd om de eerste plaats fantastisch. Nederland tegen België, het duel der Leeuwen. Alleéz Hubér, hop, hop! Moedigen ze mij aan. Ik krijg er een kick van. Op vijf kilometer van de meet ben ik Johan tot 100 meter genaderd. Uit de luidsprekers van mijn ploegleiderswagen klinkt een luide brul. Johan kijkt om, hij weet het. Ik ga hem terughalen. Hij houdt in om zijn benen te sparen. Dan gaat het snel. Ik zit in zijn wiel en ga naast hem rijden. Ik leg mijn hand even op zijn rug, kijk hem lachend aan en zeg: Zo, daar ben ik weer, oude Wespendief. Hij ziet asgrauw. Ik zie dat hij veel gegeven heeft om mij voor te blijven. Hubér, ik zou nog graag een keer een mooie koers winnen voor ik met fietsen stop zegt hij met zijn kenmerkende piepstemmetje. Wat bied je, vraag ik hem. Wetend dat, als je een koers wilt kopen je niet de sterkste bent, wil ik wel eens weten wat hij ervoor over heeft. Hij noemt een bedrag waar ik bij mijn werkgever een jaar of drie voor moet werken maar toch klinkt het niet aanlokkelijk. De eer zit me in de weg. Het is akkoord, zeg ik toe. Ik ga hem flikken. Ik neem mij voor om eerst even in het wiel blijven zitten zodat ik de benen iets kan sparen en dan op de laatste helling er van tussen te poefen. We rijden kop over kop hard verder, want achter ons is de achtervolging ingezet. De Zwarte van Brakel, Ludo Dierkxsens en Thor Hushovd rijden nog maar op 30 seconden.
Gelukkig staan alle stoplichten op groen en kunnen we in volle vaart de kruispunten oversteken. De spanning giert door mijn lichaam. Het kan natuurlijk ook goed zijn dat Johan mij voor de gek aan het houden is. Hij is er sluw genoeg voor, deze oud wereldkampioen en meervoudig winnaar van de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix. Anders dan ik, weet hij wat het is om een finale te rijden.
Nog drie kilometer. Hushovd en zijn metgezellen komen dichter. De ploegleiderswagens zijn er al tussenuit gehaald. We geven alles wat we hebben. Nog twee kilometer. Over 300 meter komt de helling die ik ken als mijn broekzak. Ik ga naast Johan fietsen en schreeuw tegen hem: “Er zit een vogel op je achterwiel.” ”Wat?” Verbaasd kijkt hij me aan. Daarna kijkt hij toch even naar achter. Dat is het moment waar ik op gezinspeeld heb. Ik zet vol aan en ram boven mijn macht de helling op. “De vogel is gaan vliegen” zegt Jose de Cauwer vanuit de commentaaropositie. ”Vuilak!” hoor ik Johan van achteren piepen. Het sterkt mij nog meer en ik blijf geven en geven. Dan had je je maar niet vol moeten stoppen met Epo, Johan, denk ik in mijzelf. Dan had ik je ook niet geflikt. Dit is voor alle renners die schoon wilden koersen maar door de veelpakkende meerderheid tijdens het EPO-tijdperk uit het profpeloton zijn verdreven. De Eddy Bouwmansen onder ons. Ik ga weer in mijn zadel zitten en dender met 47 kilometer per uur omlaag richting de finish. Zodadelijk nog één rotonde goed nemen en dan wacht na 200 meter eindelijk de streep.
29,54 kilometer
29,66 kilometer
29,74 kilometer
29,88 kilometer
29,95 kilometer WHAAA. Mijn spieren, hart, longen, alles in mij ontploft maar ik geef alles.
29,96 kilometer WHAAAA
29,98 kilometer WHAAAAA
29,99 kilometer WHAAAAAAAAAA
30,00 km. Tik tik tik tik tik. Ik tik snel op mijn kilometerteller om van de afgelegde afstand tot de gemeten fietstijd te komen.
51.15 lees ik af. 51.15 Ik laat het even op mij inwerken.
51.15 NEE! NEE! Niet maar 1 seconde. Niet maar 1 seconde te weinig. Potver….. Ik vloek een paar keer. Teleurgesteld dat ik mijn doel niet bereikt heb, knijp ik in de remmen en laat me van de fiets zakken. Ik zit er helemaal doorheen en leeg hang over mijn fiets uit te hijgen als ik me licht in mijn hoofd begin te voelen. Om te voorkomen dat ik flauw ga vallen, ga ik snel op de stoeprand zitten. Zwaar ademend sluit ik mijn ogen en laat het even bezinken. 1 seconde, wat is dat nou? Pft! Dat is het ja. Eén zucht of één keer tikken op de fietscomputer om verder te komen in het menu. Nog steeds ontdaan na deze geweldige rit, waarin ik mij door middel van visualisatie tot een nieuwe “bestzeit” leek te fietsen, zoek ik naar een verklaring. Ik kom al snel tot de conclusie dat het uitwijkmanoeuvre voor de hond mij de noodlottige secondes heeft gekost. Ik had dus zelfs onder de 51 minuten kunnen rijden als ik toen niet uit mijn ritme was gehaald. Ik baal nog meer. Dan pak ik mijn fiets sta op en loop naar huis. Ik kijk nog eens op mijn fietscomputer en tik een paar keer om bij de gemiddelde ritsnelheid te komen. Gemiddeld 35,2 km/uur. Maar dat kan toch niet, dan zou ik sneller moeten zijn. Ik druk nog een paar keer op de knop om tot de rittijd te komen. 51.30 staat er nu. Net nog 51.20. Ik realiseer mij dat het doorlopen van het menu ook tijd kost. Een seconde per tik, had ik net al bedacht. Maar, dat houdt in dat ik 5 seconden van mijn tijd moet aftrekken! Eureka! Dan kom ik op 51.10! Dan heb ik dus ondanks alles 5 seconden sneller gereden!!!!! “Jaaaaaaaaaaaa!,” schreeuw ik uit, terwijl ik uit intense vreugde mijn fiets de lucht in stoot. “Jaaaaaa!!!” Ik kijk naar de hemel. Het is opgehouden met regenen en een enkele zonnestraal breekt als een zoeklicht door het wolkendek. Ik volg hem tot hij aan het eind van de straat de aarde raakt. Daar staat de ploegleiderswagen. Mijn vader steekt lachend een gebalde vuist omhoog. Ik schreeuw een oerkreet terwijl ik trots mijn fiets nogmaals de lucht ik steek. Dan rijdt hij claxonnerend weg.
De DJ in mijn hoofd neemt het weer over en zet The Doors op. This is the end, my only friend the end……. It will never be the same again. The end…..